De KNVB blijft zich ongevraagd bemoeien met het opleiden van jeugdspelers bij de Eredivisie- en Eerste Divisie-clubs. De voetbalbond heeft nu weer plannen om de clubs restricties op te leggen bij het opleiden van spelers jonger dan 12 jaar, zo meldt De Telegraaf. Bij alle profclubs is een brief binnengekomen waarin de KNVB aankondigt het aantal spelers onder 12 jaar te willen beperken, afstanden tussen huis en club te limiteren en restricties op te leggen aan het ’beïnvloeden van kinderen’, terwijl het Nederlands elftal juist zo succesvol is met spelers die volgens het al jaren bestaande model op zeer jonge leeftijd de kans hebben gekregen om zich te meten met de beste talenten in een academie van een betaald voetbalorganisatie (BVO).
Alle(!) veertien Oranje-internationals (elf basisspelers plus drie invallers) die in de laatste interland tegen Estland op het veld stonden, zijn bij de pupillen (F-, E- en D-categoriën, de leeftijden 6/7, 8/9 en 10/11) ingestroomd bij een profacademie.
De KNVB heeft dit jaar bovendien het Nederlands elftal onder 17 jaar de Europese titel zien prolongeren. Nagenoeg de hele selectie bestond beide keren uit spelers die al in de F- en E-pupillen hun talent konden testen in wedstrijden van Ajax, PSV, Feyenoord en AZ. Hun ontwikkeling is sensationeel. Een deel van de spelers die in 2018 Europees kampioen werd, heeft zelfs al in het eerste elftal gedebuteerd (Mohamed Ihattaren bij PSV, Wouter Burger bij Feyenoord, Daishawn Redan bij Hertha BSC, Ryan Gravenberch bij Ajax). Volgende maand doet de kampioenslichting van dit jaar een gooi naar de wereldtitel tijdens het WK onder 17 in Brazilië.
„Dit is de omgekeerde wereld”, zegt De Mos. „Bij de profclubs vindt geweldig werk plaats. Kijk eens naar investeringen die Ajax, Feyenoord, PSV, AZ en al die anderen doen. Er verrijzen prachtige accommodaties en er is een constante stroom van talent. De KNVB moet begrijpen dat de kracht van het opleiden in Nederland bestaat uit het vroegtijdig selecteren van talent en de besten met de besten te laten trainen en spelen.”
De Mos stelt dat hij en ’kenners’ als Wim Jansen zich storen aan de bemoeienis van de mensen op de kantoren in Zeist. „Bij de KNVB willen ze er tot 12 jaar een speeltuin van maken. Lekker rommelen bij je amateurclub allemaal. Dan begrijp je er niks van. Wij, Jansen, ik en nog meer trainers met passie voor opleiden, hebben recht van spreken, want we staan elke week nog langs de velden.”
De Mos haalt voorbeelden van de nieuwste generatie aan. „Denken ze in Zeist nu werkelijk dat Frenkie de Jong, Calvin Stengs, Myron Boadu of Matthijs de Ligt zo jong zo goed zouden zijn als ze tot de junioren tussen spelertjes van Laakkwartier, CVV, Gemert of DUNO hadden gelopen? Die zijn zo goed geworden omdat ze al heel vroeg tegen andere toptalenten speelden. De KNVB moet niet proberen het wiel opnieuw uit te vinden. De bewijzen van de goede manier van opleiden door de clubs liggen overal.”