Burgemeester Eberhard van der Laan schrijft wekelijks een column in Metro. Deze week over Ajax en de inhuldiging. Kampioen zijn we. Ajax, de aanhangers en Amsterdam. Want de club en de stad zijn één. Deze zondag hebben we dat met zijn allen laten zien.
Ajax deed wat het moest doen: winnen van Willem II. De supporters deden wat van fans verwacht mag worden: feest vieren. En de stad deed opnieuw wat we op 30 april ook van haar vroegen: een prachtig decor bieden voor de inhuldiging en feestvreugde. Frank de Boer lijkt van het kampioenschap een gewoonte te maken. Dat is een prettig gevoel als je weet dat er een feestje wacht. En dat was het. Ruim 50.000 man stroomden samen op het ArenA-plein om hun club eer te bewijzen.
Eerder die ochtend had ik samen met hoofdcommissaris Aalbersberg een bezoek gebracht aan het supportershome van Ajax. We verwachtten een fluitconcert, maar kregen een warm onthaal. Gelukkig werd ik zondagmiddag alsnog op mijn portie fluiten getrakteerd. Met een goede traditie moet je immers niet breken. En ook de stad is heel gelaten. Supporters zelf hebben opgeroepen en geholpen om het op het Leidseplein rustig te houden. Een paar honderd fans hadden zich daar verzameld. Dat is hun goed recht. Maar de Ajax-huldiging kent een verleden, dus de politie was op alles voorbereid. Onze mannen en vrouwen in het blauw stonden er weer en opnieuw hebben ze het geweldig gedaan.
Apetrots zijn we op Ajax. 32 keer landskampioen. Dat is een hoofdstad waardig. Maar apetrots zijn we ook op onze waardige hoofdstad. Op de Amsterdamse politie, op de horeca, de bewoners en de supporters. Bij de ArenA, op het Leidsplein en in de rest van de stad zijn we er weer in geslaagd om er met elkaar een goed feest van te maken. Nu is het tijd om het gewone Amsterdamse leven op te pakken. Daar zijn we als stad wel even aan toe. Maar over een jaar kronen we onze koning voetbal hopelijk opnieuw.
Tekst: Metro