Owen Wijndal is – ondanks dat hij weinig speeltijd krijgt – zeer te spreken over trainer Francesco Farioli, zo verteld hij in een interview met Voetbal International. Wijndal waardeert vooral de eerlijkheid van de Itaiaanse oefenmeester en ziet dat het Farioli lukt om de gehele selectie betrokken te houden. ‘Ik speel niet, en toch ben ik positief. Vaak als je niet speelt, vind je de trainer een klootzak. Maar dat heb ik bij deze trainer helemaal niet. Hij behandelt iedereen vanaf het begin van het seizoen hetzelfde, hij is heel respectvol en praat met iedereen.’
‘Hij is altijd positief, energiek en probeert iedereen beter te maken. Dat voel je als mens. Ik heb genoeg trainers meegemaakt die niet eerlijk zijn. Dan heb ik op een gegeven moment ook geen respect meer voor je, dus dat werkt dan ook niet. Maar hij is heel eerlijk en dat waardeer ik. Hij betrekt eigenlijk iedereen erin, dat vind ik top.’
Wijndal ziet overeenkomsten tussen zijn voormalig trainer Arne Slot en Farioli. Niet alleen tactisch, maar ook hoe ‘obsessed’ ze zijn. ‘Ze voorspellen heel veel dingen, wat er gaat gebeuren in wedstrijden. Het maakte niet uit tegen wie we speelden met AZ, je had gewoon het gevoel: Deze pakken we. Omdat je zó goed voorbereid bent. Dat heb ik ook met deze trainer. (…) Een andere gelijkenis is de rol van de backs. Hoe Arne Slot wilde spelen met de backs, dat heeft deze trainer ook heel erg. Dus aan de binnenkant spelen, maar ook met de overlap, dat soort dingen.’
Wijndal, die eerder dit seizoen nog werd teruggezet naar Jong Ajax, kan zich volgens hemzelf schikken in zijn rol als reserve, omdat Jorrel Hato – dieals heel goede vriend wordt bestempeld – het nou eenmaal goed doet. ‘Dus ik gun het hem ook heel erg dat hij het zo goed doet, dat vind ik prima. Ik ben blij dat het goed gaat met de club en met het team. Iedereen is positief, en ik ook. Zodra ik weer minuten kan maken, probeer ik er te staan.’
Wijndal ziet ook grote verschillen tussen AZ en Ajax. Bij Ajax ligt alles veel meer onder een vergrootglas dan bij AZ. Dat kan ook leuk zijn, hoor, maar daarvan heb ik wel geleerd dat sommige dingen misschien niet handig zijn om te zeggen.’ Zo gaf Wijndal eens aan dat hij met Steven Bergwijn de beste linkerkant van Nederland of misschien wel van Europa kon vormen. ‘Ik zei niet dat we dat al wáren. Maar daar ging iedereen mee aan de haal, dat ging een heel eigen leven leiden. Ik krijg het nog steeds regelmatig te horen, haha. Dat vind ik ook niet erg, hoor, ik kan er wel om lachen. Ik heb er ook geen spijt van, maar op zo’n moment is het niet handig om social media te gaan checken.’
Ook als voetballer heeft Wijndal zich in de laatste jaren ontwikkeld. Zo geeft hij aan bij Royal Antwerp verdedigend beter te zijn geworden. Ook onder Farioli leert hij nu bij. ‘Hij hamert bijvoorbeeld heel erg op wat hij noemt de wall pass: de tweede pass van een een-twee’tje, zeg maar. Hoe je dat het best kunt verdedigen, als jouw man zo’n een-twee aangaat. Heel veel spelers blijven naar de bal kijken, maar je moet juist naar je man blijven kijken’, legt Wijndal uit. ‘Je moet je man volgen, in plaats van de bal, zodat hij niet uit je rug wegloopt. Dan ben je altijd kansloos, hoe snel je ook bent. Dat soort dingen leert hij me dan weer. En je merkt ook: als je het heel vaak benoemt, ga je er in de wedstrijden toch op letten en merk je dat je minder vaak uitgespeeld wordt.’