Marco van Basten ziet met lede ogen aan hoe het niveau in de Eredivisie achteruit holt. De Nederlandse clubs hebben moeite met presteren in Europa en de minimale verschillen op de ranglijst zeggen meer over de zwakte van de achttien clubs, dan over de kracht. Talenten verlaten de ‘kweekvijver’ die Eredivisie heet bovendien al vaak op zeer jonge leeftijd. Voor dat laatste probleem heeft Van Basten nu een origineel idee bedacht.
De oud-spits, die vandaag overigens 49 jaar is geworden, denkt dat er een afspraak zou moeten komen tussen clubs en hun spelers. “Dat een speler minimaal honderd wedstrijden bij zijn eerste club moet spelen voordat hij naar het buitenland mag. Een soort akkoord. Na honderd wedstrijden -en de een doet dat in twee jaar, de ander in vier- heb je als spelers dan de kosten van de opleiding teruggegeven aan de club”, legt Van Basten uit in het Algemeen Dagblad.
Als de speler in kwestie de honderd duels voorbij is en naar een grotere, aantrekkelijkere competitie vertrekt, heeft hij de Eredivisie ook iets ‘teruggegeven’, redeneert Van Basten. Na het vertrek van zo’n speler staat er weer een nieuw talent op. In het verleden kwam San Marco al vaker met niet-alledaagse ideeën om het voetbal leuker, beter en spannender te maken. Hij pleitte bijvoorbeeld voor het afschaffen van buitenspel en het veranderen van de spelregels.
Tekst: Voetbalzone