Auke Kok: ‘Bij Ajax draait het om ‘ooit’, niet om het nu. Ik wil mijn geld terug’

Je ziet het bij meer bedrijven, maar bij Ajax loopt het wel erg in het oog: veel geld op de bank, weinig kwaliteit op het veld. Sportschrijver en Ajaxkenner Auke Kok vraagt zich af hoe lang de supporters dat nog blijven accepteren.

Het bedrag zal menige Ajaxsupporter een klap in het gezicht zijn geweest. Honderd miljoen euro — hallo zeg. Zoveel geld zal Ajax tegen het einde van 2014 in kas hebben. RTL7 kwam vorige week, na het sluiten van de transfermarkt, met die berekening. En aangezien Ajax de competitie slecht is begonnen, staat Ajax-directeur voetbalzaken Marc Overmars nu te boek als Dagobert Duck. Een rijke stinkerd die bovenop zijn geld zit in plaats van het uit te geven. De seizoenkaarthouder is de klos; die krijgt lang niet de maximale kwaliteit voorgezet waar hij als consument recht op heeft.

Geen club pot zoveel geld op
Honderd miljoen: bijna evenveel als de totale jaaromzet. Bedenk dat de omzet van concurrent PSV nog geen zeventig miljoen euro is en dat Ajax al twee van de vier competitiewedstrijden heeft verloren. Benieuwd hoe dat zaterdag gaat, als Ajax thuis in de nationale competitie tegen Heracles wederom teleurstelt. Of, nog erger, als Paris Saint-Germain woensdag fluitend van het veld loopt na een belangrijke overwinning in de Champions League op een veel te jong en onervaren Ajax.
In dat geval zouden die honderd miljoen een zwaard van Damocles kunnen worden.

Bizarre situatie: geen enkele Europese club van naam pot zoveel geld op als Ajax. Het zuinige beleid van Marc ‘Netto’ Overmars heeft de voorheen zwalkende club financieel kerngezond gemaakt. Dat is fijn voor de penningmeester en een felicitatie waard. Maar je kunt ook overdrijven. Honderd miljoen op de bank is mooi, maar spelers op de bank (en op het veld natuurlijk) zou nog mooier zijn voor de mensen om wie het gaat, de toeschouwers. Het geduld van de seizoenkaarthouders wordt wel erg op de proef gesteld.

Gapende toeschouwers
De club mag dan wijzen op goede spelers die niet naar Ajax — lees: naar de onaanzienlijke Nederlandse competitie — wíllen komen: gezien de omvang van de internationale transfermarkt kan dat nooit de hele verklaring zijn. En intussen zagen de supporters ook afgelopen zomer weer de interessantste spelers naar rijke buitenlandse clubs vertrekken en er goedkope, vaak nondescripte spelers en jonge talenten voor in de plaats komen. Vaarwel Daley Blind, welkom, eh, hoe heet ‘ie ook weer?

Trainer Frank de Boer, die met relatief gebrekkige middelen vier keer kampioen van Nederland wist te worden, legt — wellicht uit noodzaak — het accent op teambuilding en het vermijden van risico’s. Gevolg: in de drie volledige seizoenen onder zijn leiding kreeg Ajax steeds minder doelpunten tegen (36, 31, 28) maar máákte de ploeg er ook steeds minder (93, 83, 69). Het nerveus of opgetogen uit de stoel komen van weleer is overgegaan in beleefd klappen na de zoveelste fletse overwinning. De vraag is hoe lang de mensen dat blijven accepteren. Wat mij betreft: niet meer.

Decennialang stond ‘Ajax’ voor een mix van stijlvolle opwinding en grillige aanvalslust. Ajax was gratie, bluf, goals, spannende momenten voor het doel. Zelfs in slechte wedstrijden deed een aanvaller wel iets geks, iets impulsiefs om over na te praten. Maar juist nu een aantal voormalige helden het voor het zeggen heeft in de club, met de bedoeling Ajax weer op het oude, creatieve Ajax te laten lijken, is daar steeds minder van te zien. Marc Overmars, Dennis Bergkamp, Edwin van der Sar, Wim Jonk: sinds de Coup van Cruijff (2010-2012) moeten zij de knopen doorhakken want volgens visionair Cruijff beschikken voormalige topsporters over bijzondere inzichten.

Paradox van de Cruijffrevolutie
Volgens de Cruijffdoctrine kan Ajax toch niet mee in het opgeblazen grootkapitaal van het internationale voetbal, en kan het dus maar beter zelf spelers opleiden. Maar intussen is het gemopper over het calculerende voetbal niet van de lucht, wat tot voor kort niet zo opviel vanwege al die kampioenschappen. Wie in de gewone supportersvakken om zich heen kijkt, ziet gapende toeschouwers. De voorlopige paradox van de Cruijffrevolutie.

Toen ik de Ajaxspelers in het seizoen 2012-2013 een jaar lang volgde voor mijn boek Tussen Godenzonen verbaasde ik mij over de sympathie die Ajax tot in verre oorden opwekt. Dit tot plezier van de sponsors, die ook in bijvoorbeeld het Verre Oosten met verrassend gemak zakelijke contacten konden leggen omdat ze gelieerd zijn aan die beroemde club uit Amsterdam. De club van Cruijff, Van Basten, Kluivert. Van creatieve aanvallers. Het is natuurlijk diezelfde associatie die ook dit jaar weer meer dan veertigduizend seizoenkaarthouders naar het stadion heeft gelokt. En nu hun club op de zevende plaats staat, met zes punten achterstand op PSV, wordt pas duidelijk hoezeer Ajax een project is geworden, een hobby voor de Cruijffiaanse multimiljonairs. Leuk, al die miljoenen dankzij verkochte spelers en Champions League-inkomsten, maar zij die ‘het zien’, kopen pas spelers voor veel geld als die supergoed zijn.

Aldus draait het bij Ajax niet om het nu, maar om ooit: een houding die Overmars cum suis zich kunnen veroorloven omdat zij voor hun geld en hun roem niet afhankelijk zijn van Ajax. Ze kunnen ieders mening negeren, inclusief die van de supporters. De Cruijffianen zijn het opportunisme voorbij. Er is beleid!

De voetbal-NV uit Amsterdam lijkt zo het goede voorbeeld te geven aan al die vele profclubs in Europa die enorme schulden aangaan, dan wel als een speeltje van voetbalgekke oliesjeiks fungeren. En die intussen fantastisch voetbal laten zien. Ajax zoekt het in het lokken en zo lang mogelijk vasthouden van (piep)jonge talenten. Vandaar ook de vele ex-Ajacieden op het trainingsveld: voor de jeugd moet het reuze spannend zijn met al die vroegere cracks in de buurt. Met deze combinatie van verleiding en financiële reserves wil Ajax in staat zijn ergens in de toekomst een keer te stunten. Ooit. Ergens. Dat is het idee.

500 euro voor een beetje hoop
Of is er iets anders aan de hand? Gaat Ajax zichzelf van de beurs kopen om van de verplichtingen op het Damrak af te zijn? Cruijff heeft dat al eens bepleit.

Of wil de club de Arena kopen, wat op de lange termijn gunstiger is dan nu jaarlijks tien miljoen euro aan huur te betalen? Het eerste zou zestig miljoen euro kosten, de aanschaf van het stadion veertig miljoen. Niemand die het weet.

Het enige wat de seizoenkaarthouder weet is dat hij meer dan 500 euro betaalt (eerste ring) om deelgenoot te worden van een verbouwing, van hoop, een verwachting. Tel je de waarden van de huidge eerste-elftalspelers bij elkaar op (volgens transfermarkt.nl), dan kom je op ongeveer vijftig miljoen: de helft van wat Overmars straks in kas heeft. De Ajaxdirecteur kan tegen de Kerst een elftal kopen dat in theorie beter is dan Ajax 1.

Het is alsof de directeur van de Stadsschouwburg het podium beklimt met de woorden: „Dames en heren, we zouden u topactrice Halina Reijn kunnen bieden, maar we doen het voorlopig met een stagiaire, een dekselse meid van wie we veel verwachten. Ik wens u een fijne voorstelling.” Dikke kans dat de theaterbezoekers een vriendelijk doch dringend bezoek aan de kassa zouden brengen: geld terug, alstublieft. Misschien zouden ook de Ajaxsupporters de helft van wat ze hebben betaald terug moeten eisen. Ze zullen zich op iets anders hebben verheugd dan wat nu – in ieder geval tot de volgende transferperiode – het veld komt opgelopen.

Tekst: NRC

Related posts